Regie: Jon Turtletaub | 124 minuten | actie, avontuur | Acteurs; Nicolas Cage, Diane Kruger, Jon Voight, Ed Harris, Helen Mirren, Harvey Keitel, Justin Bartha, Alicia Coppola, Christian Camargo, Bruce Greenwood, Joel Gretsch, Timothy V. Murphy
In 2004 draaide er een redelijk amusant avonturenfilmpje in de bioscopen dat Nicolas Cage in de schoenen van Indiana Jones-cloon Ben Gates plaatste. Een briljante film – zelfs binnen het genre – was het niet, maar voor wat vrijblijvend, onpretentieus vermaak kwam je als kijker nog best aan je trekken. Echter, de film schreeuwde nu niet bepaald om een vervolg, en ‘Book of Secrets’ – de nieuwe toevoeging aan wat ongetwijfeld op zijn minst een trilogie zal gaan vormen – lijkt dan ook vooral commercieel gemotiveerd te zijn. Het verhaal van dit soort films blijkt dikwijls van ondergeschikt belang te zijn en de sequel op ‘National Treasure’, die als ondertitel ‘Book of Secrets’ heeft, vormt hierop helaas geen uitzondering.
Het grootste probleem is dat de film gewoonweg niet opwindend genoeg is. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste spreekt de dramatische drijfveer van hoofdpersonage Ben Gates weinig tot de verbeelding. Als kijkers dienen we ons, net als Gates, erg druk te maken om het feit dat Gates’ over-overgrootvader niet goed vertegenwoordigd is, of zal worden, in de geschiedenisboekjes. In de film probeert Gates uit te leggen dat dit alles in het collectief bewustzijn opgenomen kan worden en zijn (voorvaders) naam voor altijd besmeurd zal zijn – maar erg overtuigend is het niet. Wanneer tijdens de zoektocht een mythisch boek opduikt, waarin alle nationale geheimen staan vermeld, worden alle grote mysteries – zoals de moord op John F. Kennedy en de mogelijke buitenaardse projecten in Area 51 – terzijde geschoven om Gates’ persoonlijke missie maar op te kunnen lossen. Bizar.
Het is jammer dat dít boek – het “book of secrets” – niet het hoofddoel of hoofdobject van de schattenjacht is geworden. Het is immers meer dan denkbaar dat er een strijd van leven en dood geleverd wordt vanwege de gevoelige informatie die in dit boek besloten ligt. Nu blijft de kijker tamelijk onverschillig aan de zijlijn staan. Ook de onderliggende boodschap over loyaliteit en vaderlandsliefde is slap, met lichtelijk prekerige dialogen tussen de president en Gates. Hier zit de kijker niet echt op te wachten in een no-nonsense avonturenfilm. En niet alleen de strijd van Gates, maar ook die van schurk Wilkinson (Harris) is weinig opzienbarend. Hoewel Harris zelfs simpel geschetste schurken vaak nog interessant weet te maken, lijkt hij met het personage van Wilkinson de handdoek in de ring te hebben gegooid en op de automatische piloot te werken. Deze schurk is kleurloos, hoeft nauwelijks moeite te doen om de held op zijn hielen te blijven, en wordt in de laatste akte van de film ook nog eens van zijn angel ontdaan in een mislukte poging tot verdieping of vermenselijking van zijn personage.
De tweede reden dat de film weinig spanning genereert is dat Ben Gates zich moeiteloos door alle puzzels heen werkt en alles meestal direct lukt. Zo slagen Gates en co er altijd weer in om betrokken personen net lang genoeg de andere kant op te laten kijken of beveiligingbeambten middels een simpel brandalarm weg te lokken. Een voorbeeld is Gates’ inspectie van een bureau in het Oval Office in het Witte Huis. Vriendin Abigail houdt haar potentiële vriend de persvoorlichter bezig – onder het valse voorwendsel van een verloren oorbel – terwijl Gates onder het tafeltje kruipt om daar naar verborgen laatjes in het ding te zoeken. Natuurlijk is het begrijpelijk dat de voorlichter vooral oog heeft voor het decolleté van Abigail, maar het is op zijn minst onwaarschijnlijk te noemen dat hij Gates kapriolen – onder begeleiding van allerlei klik en schuifgeluiden – totaal niet opmerkt. Een ander voorbeeld is de opsporing van een aanwijzing op een replica van het vrijheidsbeeld in Parijs. Even een radiografisch helikoptertje met een cameraatje in laten zoemen en de aanwijzing is gevonden. Moeiteloos en in enkele minuten. Tot zover het internationale avontuur in Frankrijk.
Dat is het derde punt: het gebrek aan avontuur. In deel 1 was het wellicht verfrissend om het avontuur vooral op eigen (Amerikaanse) bodem te laten afspelen, maar wanneer de beladen politieke ruimtes en objecten zo makkelijk bereikt kunnen worden, heeft deze benadering weinig (meer)waarde. Bij films als deze denk je aan tombes, grotten, en exotische locaties. Pas in de laatste akte wordt de kijker op dit soort actie getrakteerd. Hoewel het dan wel iets spannender wordt, is het natuurlijk problematisch dat dit soort “tomb raiding” al veel vaker en beter is gedaan. Het is nu gewoonweg te weinig, te ongeïnspireerd, en te laat.
Nu is de actie echt niet altijd saai en kun je je als kijker best nog wel vermaken bij verschillende achtervolgingen en interacties. Het probleem is echter dat je tegenwoordig met iets nieuws of echt opwindends moet komen om boven het maaiveld uit te kunnen steken.
Gelukkig bieden de bijrolacteurs nog enig soelaas, zoals Helen Mirren als de knorrige vrouw van Bens vader Patrick (Jon Voight) en de altijd overtuigende Harvey Keitel als de sympathieke agent Sadusky, al heeft deze laatste schandalig weinig te doen in de film. Jon Voight doet zijn best en is altijd goed om erbij te hebben, maar ook hij kan weinig met zijn slecht uitgewerkte rol. De acteurs kunnen de film helaas niet redden. ‘National Treasure: Book of Secrets’ kijkt makkelijk weg en vermaakt op bepaalde momenten nog redelijk, maar is toch vooral een overbodige sequel, waarvan er hopelijk geen meer volgen. Ben is nu eenmaal geen Indy, en regisseur Turtletaub geen Spielberg.
Bart Rietvink
Waardering: 2
Bioscooprelease: 10 januari 2008
Tags: 2 sterren, actie, avontuur, filmrecensent | Bart Rietvink